Comments
Transcript
603.83.587NL Scudo 270 Connect met HD - Fiat
F I A T S C U D 603.83.587 NL C O N N E C T N a v + O De auto is uitgerust met het CONNECT Nav+ telematica-infosysteem. De vormgeving en specificaties van het systeem zijn aangepast aan het interieur en sluiten aan bij het ontwerp van het dashboard. Het systeem heeft een ergonomische opstelling voor de bestuurder en de passagier; het bedieningspaneel is zo ontworpen dat u het systeem snel en gemakkelijk kunt bedienen. Het systeem is voorzien van een diefstalbeveiliging, waardoor het alleen gebruikt kan worden in de auto waarin het systeem tijdens de assemblage door de fabrikant is ingebouwd. Het telematica-infosysteem is standaard ingesteld op de taal van het land waarin de auto wordt geregistreerd. Als u de taal of het stemtype (mannen- of vrouwenstem) wilt wijzigen, wendt u dan tot de Fiat-dealer. Hierna zijn de bedieningsinstructies opgenomen; het verdient aanbeveling deze zorgvuldig te lezen en altijd onder handbereik te hebben (bijv. in het dashboardkastje). Veel leesplezier en een goede reis. BELANGRIJK Voor het CONNECT navigatiesysteem mag U uitsluitend de CD-ROM gebruiken die oorspronkelijk bij de auto is geleverd of een andere CD-ROM van dezelfde fabrikant. CONNECT Nav+ TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE INFORMATIE .. 4 MOBIELE TELEFOON.............. 26 TIPS ........................................................... BEDIENING ............................................ ALGEMENE INFORMATIE.................. Belangrijke aanwijzingen voor het gebruik en de veiligheid in het verkeer.................................................. Systeem in-/uitschakelen .................. Diefstalbeveiliging ............................... Configuratie ......................................... AUDIOSYSTEEM ........................ Volumeregeling.................................... Audio-instellingen ............................... Radio...................................................... CD-speler............................................. CD-wisselaar ....................................... CD-houder........................................... MP3-speler ........................................... FUNCTIES AUDIOSYSTEEM ......................... Alfanumerieke codes ......................... 28 4 8 13 Algemene informatie.......................... 26 SIM-kaart plaatsen .............................. 29 PIN-code invoeren ............................. 29 Uitgaand bellen.................................... 30 13 14 14 14 15 15 15 16 19 21 22 23 Servicenummer bellen ....................... 30 Gesprek aannemen............................. 31 Gesprek weigeren .............................. 31 Agenda .................................................. 31 Berichten (SMS) .................................. 33 bCONNECT-DIENSTEN ........ 35 Functie “SOS”...................................... 35 Functie “Medische assistentie” ........ 35 – Functie “Netwerkdiensten”.......... – Functie “Ontvangen Berichten”... – Verkeersinformatie......................... – Informatie over interessante punten................................................ – Algemene informatie ...................... SPRAAKCOMMANDO’S ........ NAVIGATIESYSTEEM.............. CD-ROM-speler ................................. Hoofdmenu .......................................... Bestemming invoeren ........................ Routevoorkeurinstellingen ............... Info traffic TMC .................................. Kaart ..................................................... FUNCTIE VIDEO .......................... Functie “Technische assistentie”..... 36 – Verzoek om medische of technische assistentie ................ 36 Infomobility-diensten ......................... 37 – Functie “Connect” .......................... 37 24 – Functie “Technische assistentie” . 38 3 38 38 39 39 39 40 43 44 44 45 46 47 49 51 TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE INFORMATIE TIPS ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD VERKEERSVEILIGHEID Tijdens het rijden wisselen de ontvangstomstandigheden voortdurend. De ontvangst kan gestoord worden door de aanwezigheid van bergen, gebouwen of bruggen, vooral als u ver verwijderd bent van de zender waarnaar u luistert. Zonder dat er speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn, is een lange levensduur van het speciaal ontworpen systeem gegarandeerd. Wendt u bij storingen tot de Fiat-dealer. Voordat u gaat rijden, raden wij u aan om vertrouwd te raken met de verschillende functies van het systeem en in het bijzonder van de autoradio (bijv. het opslaan van stations). ATTENTIE Een te hoog volume tijdens het rijden kan zowel uw leven als het leven van anderen in gevaar brengen. Wij raden u dan ook aan om het volume altijd zo te regelen dat geluiden van buiten (claxons, sirenes van ambulance, brandweer, politie e.d.) hoorbaar blijven. 4 BELANGRIJK Bij verkeersinformatie kan het volume aanzienlijk toenemen in vergelijking tot de normale weergave. Er zijn echter enige aandachtspunten die zorgvuldig in acht moeten worden genomen, zodat het systeem optimaal blijft werken: – het scherm is gevoelig voor krassen, schoonmaakvloeistoffen en UVstraling; – in het scherm binnendringende vloeistof kan het apparaat onherstelbaar beschadigen. Maak het display en het bedieningspaneel alleen met een zachte, droge, schone en antistatische doek schoon. Schoonmaak- en glansmiddelen kunnen het front beschadigen. Voorkom dat u het display aanraakt met scherpe of harde voorwerpen. Raak het display ook niet met de vingers aan. Oefen geen druk op het display uit tijdens het reinigen. BELANGRIJK – Bij storingen in het radionavigatiesysteem mag het systeem uitsluitend door de Fiat-dealer gecontroleerd en gerepareerd worden. – Bij zeer lage temperaturen bereikt het scherm de optimale lichtintensiteit pas na een bepaalde periode. – Als de auto langere tijd bij hoge buitentemperaturen geparkeerd staat, dan kan de automatische thermische beveiliging de werking blokkeren totdat de interieurtemperatuur tot een acceptabele waarde is gedaald. COMPACT DISC Als u de CD-speler gebruikt, houd er dan rekening mee dat door de aanwezigheid van vuil of vingerafdrukken op de audio-CD er een onderbreking in de weergave en een slechte geluidskwaliteit kan ontstaan. Hetzelfde gebeurt als per ongeluk de CD wordt gebogen. BELANGRIJK Gebruik geen houders voor audio-CD’s of MP3-CD’s met een formaat van 8 cm, ook niet met behulp van een speciale adapter; het gebruik van dit formaat kan het systeem beschadigen. Voor een perfecte weergave geven wij u de volgende tips: – Gebruik alleen audio-CD’s met het merkteken: – Gebruik voor het schoonmaken nooit chemische producten (bijv. antistatische sprays of thinner) omdat hierdoor het oppervlak van de CD kan worden beschadigd. – Berg na het beluisteren de CD weer op in het doosje om te voorkomen dat er vlekken of krassen ontstaan die de weergave kunnen verstoren. – Stel de CD’s niet bloot aan warmtebronnen, zonnestraling of vocht om te voorkomen dat de CD’s vervormen. – Op het weergave-oppervlak van de CD mag niets geplakt en geschreven worden. Neem de CD uit het doosje door in het midden van het doosje te drukken en de CD aan de rand omhoog te trekken. CD verwijderen CD vastpakken – Verwijder eventuele vingerafdrukken en stof van het CD-oppervlak m.b.v. een zachte doek. Houd de CD bij de randen vast en reinig de CD vanuit het midden naar de randen. 5 Pak de CD altijd bij de randen vast. Raak nooit het oppervlak aan. Verwijder eventuele vingerafdrukken en stof van het CD-oppervlak m.b.v. een zachte doek vanuit het midden naar de randen. Nieuwe CD’s kunnen oneffenheden hebben rondom de randen. Als u deze CD’s gebruikt, kunnen ze niet worden weergegeven of kan het geluid overspringen. Verwijder de oneffenheden aan de randen met behulp van een ballpoint enz. Pen Fout Oneffenheden BELANGRIJK Gebruik geen in de handel verkrijgbare beschermfolies voor CD’s of CD’s met stabilisatoren enz., omdat deze kunnen vastlopen in het inwendige mechanisme en de CD kunnen beschadigen. 6 BELANGRIJK Als u CD’s gebruikt die beschermd zijn tegen kopiëren, kan het enkele seconden duren voordat de CD wordt weergegeven. Bovendien kan door de steeds nieuwe en verschillende beveiligingsmethoden, niet gegarandeerd worden dat de CDspeler elke beveiligde CD weergeeft. Als een CD beveiligd is tegen kopiëren, wat meestal in kleine letters of moeilijk leesbaar op het etiket van de CD is vermeld, dan wordt dat aangegeven door opschriften zoals “COPY CONTROL”, “COPY PROTECTED”, “THIS CD CANNOT BE PLAYED ON A PC/MAC”, of door symbolen zoals: Bovendien staat op beveiligde CD’s (en op de doosjes) vaak niet het identificatiesymbool van audio-CD’s: Opmerkingen over CD’s Plak geen stickers op het CDoppervlak en schrijf nooit met een pen of potlood op het CD-oppervlak. Fout Gebruik geen CD’s met krassen, barsten of vervormingen enz. Het gebruik van dergelijke CD’s kan storingen of schade veroorzaken. ALGEMENE INFORMATIE Het CONNECT Nav+ telematica-infosysteem bestaat uit: – een toetsenbord op het frontpaneel en 2 draaiknoppen (encoders); Fout – bedieningstoetsen op de middenconsole en bedieningstoetsen op het stuurwiel; – elektronische unit onder het dashboard. Het multifunctionele informatiescherm vormt de interface voor alle geïntegreerde componenten. Gebruik geen oplosmiddelen, antistatische sprays of ontvetters voor het reinigen van een CD. Stel de CD’s niet bloot aan warmtebronnen of direct zonlicht. De niet beschikbare functies zijn op het display in een lichtere kleur weergegeven en kunnen niet worden geactiveerd. Fout Fout 7 BEDIENING fig. 1 8 F0P0284m F0P0280m Enkele bedieningsknoppen hebben meer dan één functie afhankelijk van de actieve werkingsstatus van het systeem. De activering van een geselecteerde functie is in enkele gevallen afhankelijk van hoelang een toets wordt ingedrukt (kort indrukken of even ingedrukt houden), zoals in onderstaande tabel is aangegeven: Legenda 1 Toets kort indrukken (korter dan 1 seconde) SOS 2 ˚ 3 SOURCE 4 5 £ 6 7 • 10 Systeem in-/uitschakelen. Draaien: volumeregeling en audio-instellingen (hoge tonen, lage tonen, balans, fader, loudness). Telefoon inschakelen. Bellen naar gekozen telefoonnummer. Aannemen van binnenkomend telefoongesprek. Multifunctioneel display CONNECT Nav+ telematica-infosysteem. – – – – – – bConnect. CD-houder. – Keuzelijst verlaten of van een submenu terugkeren naar een hoger menu. – ESC N Radio: zoeken op hogere frequentie met stappen van 50 kHz (in FM) / 1 kHz (in AM) naar het eerstvolgende te ontvangen station. CD-wisselaar: volgende CD selecteren. 8 9 Weergave menu voor verzenden hulpoproep (medische hulp, pechhulp enz.). Audio-CD of navigatie-CD-ROM uitwerpen. Audiobron kiezen: radio, CD-speler, CD-wisselaar. Toets even ingedrukt houden (langer dan 1 seconde) – Weergave algemene informatie van ingeschakelde bron. 9 Legenda 11 Toets kort indrukken (korter dan 1 seconde) Toets even ingedrukt houden (langer dan 1 seconde) Volumeregeling. – 12 Infraroodpoort. – 13 SIM-kaartadapter. – 14 ˜ Radio: zoeken op hogere frequentie naar het eerstvolgende te ontvangen station; twee keer indrukken: wisselen van LO naar DX. CD-speler: naar volgend muziekstuk. CD-wisselaar: naar volgend muziekstuk. CD-speler: snel vooruit zoeken naar muziekstuk. Radio: weergave lijst met te ontvangen stations (in alfabetische volgorde). CD-speler: weergave lijst met muziekstukken op de CD. MP3-speler: weergave lijst met mappen op de CD. – 16 Draaien: functie selecteren. Indrukken: geselecteerde functie bevestigen. – 17 O Radio: zoeken op lagere frequentie met stappen van 50 kHz (in FM) / 1 kHz (in AM) naar het eerstvolgende te ontvangen station. – 18 MENU Functiemenu openen. ÷ Radio: zoeken op lagere frequentie naar het eerstvolgende te ontvangen station; twee keer indrukken: wisselen van LO naar DX. 15 LIST CD-wisselaar: voorgaande CD selecteren. 19 CD-speler: naar voorgaande muziekstuk. CD-wisselaar: naar voorgaande muziekstuk. 10 Weergave helpmenu. CD-speler: snel achteruit zoeken naar muziekstuk. Legenda Toets kort indrukken (korter dan 1 seconde) Radio: opgeslagen stations oproepen (1 – 6) Telefoon: telefoonnummer invoeren (1 – 12). CD-wisselaar: gewenste CD selecteren (1 – 6). 20 Toets even ingedrukt houden (langer dan 1 seconde) Beluisterde station opslaan (1 – 6). 21 Ô Binnenkomend telefoongesprek weigeren. Gesprek onderbreken. 22 BND AST Golfband selecteren FM1 – FM2 – FMAST (autostore) – AM. Stations automatisch opslaan (op de FMAST-band). 23 TA/PTY PTY (Type Program): zoekfilter inschakelen voor de categorie van het station waarop is afgestemd. 24 DARK TA (Traffic Announcements): automatische ontvangst van verkeersinformatie. 1 keer kort indrukken: display gedeeltelijk verduisteren. 2 keer kort indrukken: display totaal verduisteren. 3 keer kort indrukken: terug naar normale lichtsterkte display. 25 MODE Huidige weergave wijzigen. Spraakbediening inschakelen. 26 27 MEMO 28 ˜ – – – Navigatiesysteem: herhaling laatste gesproken aanwijzing (geleverd door het systeem). Linksom draaien: Radio: vorig opgeslagen station. CD-wisselaar: voorgaande CD selecteren. – Radio: handmatig zoeken naar volgend station. CD-speler: volgend muziekstuk selecteren. – 11 Legenda 29 30 SRC 31 Toets kort indrukken (korter dan 1 seconde) Toets even ingedrukt houden (langer dan 1 seconde) Audio-instellingen: volumeverhoging. Gelijktijdig indrukken met toets 31: functie MUTE. – Audiobron kiezen: radio, CD-speler, CD-wisselaar. – Audio-instellingen: volumeverlaging. Gelijktijdig indrukken met toets 29: functie MUTE. – Radio: handmatig zoeken naar vorig station. CD-speler: vorig muziekstuk selecteren. – – 32 ÷ 33 MEMO Rechtsom draaien: Radio: volgend opgeslagen station. CD-wisselaar: volgende CD selecteren. 34 MUSIC Audio-instellingen: hoge tonen, lage tonen, balans, fader, loudness, snelheidsafhankelijke volumeregeling. – 35 MODE Huidige weergave wijzigen. – 36 ESC Keuzelijst verlaten of van een submenu terugkeren naar een hoger menu. – 37 TEL Telefoon inschakelen. – 38 NAV Navigatiesysteem inschakelen – 39 MAIN Hoofdscherm oproepen. – Draaien: functie selecteren. Indrukken: geselecteerde functie bevestigen. – 40 41 12 MENU Functiemenu openen. Weergave helpmenu. ALGEMENE INFORMATIE ATTENTIE BELANGRIJKE AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK EN DE VEILIGHEID IN HET VERKEER Met het navigatiesysteem kunt u het reisdoel bereiken; het geeft route-aanwijzingen aan de hand van de op de navigatie-CD opgeslagen route. Met het Connect Nav+ telematicainfosysteem kunnen eenvoudig de belangrijkste functies van de auto bediend worden. Het systeem houdt bij het berekenen van de route rekening met alle informatie met betrekking tot de berijdbaarheid, zodat het optimale traject wordt aanbevolen. Er wordt echter geen rekening gehouden met de verkeersomstandigheden, onverwachtse onderbrekingen of ander ongemak. Om gevaarlijke situaties voor u en de andere weggebruikers te voorkomen, moet bij het gebruik op de volgende punten worden gelet: – het Connect Nav+ telematica-infosysteem mag alleen worden gebruikt als u de volledige controle over de auto kunt behouden; bij twijfelgevallen, dient u eerst te stoppen voordat u de volgende handelingen uitvoert; – het gebruik van de mobiele telefoon is verboden in de nabijheid van explosieve stoffen. Bij het uitvoeren van elke handeling moet de verkeerswetgeving worden gerespecteerd, ongeacht de adviezen van het navigatiesysteem. Als u van de aanbevolen route moet afwijken, wordt een andere route door het navigatiesysteem berekend en aanbevolen. Het navigatiesysteem is een hulpmiddel voor de bestuurder tijdens het rijden; het geeft door middel van gesproken en grafische aanwijzingen de optimale route aan om de vooraf ingestelde bestemming te bereiken. Bij het uitvoeren van elke door het navigatiesysteem aanbevolen handeling ligt de verantwoordelijkheid voor het rijden met de auto in het verkeer volledig bij de bestuurder die ook de verkeersregels alsmede andere verkeersvoorschriften in acht moet nemen. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto. BELANGRIJK Gebruik geen houders voor audio-CD’s of MP3-CD’s met een formaat van 8 cm, ook niet met behulp van een speciale adapter; het gebruik van dit formaat kan het systeem beschadigen. 13 SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN Het systeem wordt ingeschakeld als u de contactsleutel in stand M draait. Het systeem wordt uitgeschakeld als u de contactsleutel in stand S draait. Als met de contactsleutel in stand S knop (4) wordt ingedrukt, schakelt het systeem slechts 20 minuten in om te voorkomen dat de accu van de auto teveel ontlaadt. CONFIGURATIE Als u de toets MENU (18) indrukt en de functie CONFIGURATIE - fig. 2 selecteert en bevestigt door het draaien en indrukken van knop (16 – 40), krijgt u toegang tot de volgende instellingen: – “Configuratie display”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u de kleur en de lichtsterkte van het display wijzigen, de datum en de tijd instellen en de meeteenheid instellen. F0P1005i DIEFSTALBEVEILIGING Het CONNECT Nav+ telematica-infosysteem is uitgerust met een automatische diefstalbeveiliging, waarvoor geen enkele handeling hoeft te worden verricht. fig. 2 14 – “Geluid”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u het volume regelen van de spraakcommando’s, de parameters van de stemklank instellen, de extra ingang (RCAaansluiting) in het dashboardkastje in-/ uitschakelen. – “Taal”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u de gewenste taal instellen. – “Video-parameters” instellen: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) draaien en in te drukken, kunt u de parameters van enkele functies (afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto) in- of uitschakelen (bijv. parkeersensoren). AUDIOSYSTEEM Als u met de contactsleutel in stand M knop (4) indrukt, kunt u het audiosysteem in-/uitschakelen. VOLUMEREGELING Draai knop (4) rechtsom voor meer volume en linksom voor minder volume. AUDIO-INSTELLINGEN U kunt de instellingen regelen van de lage/hoge tonen (BASS/TREBLE), de balans (BAL), de fader (FAD), de loudness (LOUD), de snelheidsafhankelijke volumeregeling en de klankkleur (muziekomgeving). Met de balans en de fader kan het geluid uit de luidsprekers links/rechts en voor/achter versterkt worden. Met loudness (LOUD) kunnen de hoge en lage tonen versterkt worden bij een laag volumeniveau. Voor het regelen van de audio-instellingen, moet u de toets (11) herhaaldelijk indrukken; u krijgt toegang tot de instellingen van de lage tonen (BASS), hoge tonen (TREB), loudness (LOUD), fader (FAD), balans (BAL), de snelheidsafhankelijke volumeregeling en de klankkleur (muziekomgeving). Als u geen enkele handeling uitvoert, verdwijnen na enkele seconden de audio-instellingen of als u de toets ESC (9 - 36) indrukt na het uitvoeren van de instellingen. Hoge-tonenregeling (TREB) BELANGRIJK Voor de verschillende audiobronnen (RADIO, CDSPELER of CD-WISSELAAR) kunnen de lage en hoge tonen afzonderlijk geregeld worden. – “TREB 0” hoge tonen ingesteld op gemiddelde waarde; Lage-tonenregeling (BASS) Functie loudness (LOUD) Als op het display de aanduiding “BASS” verschijnt, kunt u met knop (4) de instelling regelen. De volgende niveaus kunnen worden ingesteld: Met deze functie kunnen automatisch de lage en hoge tonen worden versterkt bij een laag geluidsvolume. Draai knop (4) voor het in-/uitschakelen van deze functie. Als op het display de aanduiding “TREB” verschijnt, kunt u met knop (4) de instelling regelen. De volgende niveaus kunnen worden ingesteld: – “TREB -9” hoge tonen ingesteld op minimum waarde; – “TREB +9” hoge tonen ingesteld op maximum waarde. – “BASS -9” lage tonen ingesteld op minimum waarde; – “BASS 0” lage tonen ingesteld op gemiddelde waarde; – “BASS +9” lage tonen ingesteld op maximum waarde. 15 Balans voor/achter (Fader) Als op het display de aanduiding “FAD” staat: – draai knop (4) rechtsom om het geluid uit de luidsprekers voor te versterken; – draai knop (4) linksom om het geluid uit de luidsprekers achter te versterken. Balans rechts/links (Balance) Als op het display de aanduiding “BAL” staat: – draai knop (4) rechtsom om het geluid uit de rechter luidsprekers te versterken; – draai knop (4) linksom om het geluid uit de linker luidsprekers te versterken. 16 Snelheidsafhankelijke volumeregeling Met deze functie wordt het volume van de autoradio automatisch aangepast aan de snelheid van de auto. Draai knop (4) voor het in-/uitschakelen van deze functie. Muziekomgeving Met deze functie kunt u de gewenste klankkleur instellen(klassiek/jazz/rock/ pop/techno/vocaal/geen enkele). Selecteer de gewenste klankkleur met knop (16 - 40) en druk ter bevestiging op de knop. Selecteer en bevestig na het instellen “OK” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, om de instelling op te slaan en terug te keren naar het vorige menu. RADIO Naar de radio luisteren Voor het selecteren van de radio, moet u herhaaldelijk op de toets SOURCE (3) of SRC (30) drukken totdat “Radio” verschijnt. Golfband selecteren Druk op de toets BAND/AST (22) om achtereenvolgens de golfbanden FM1, FM2, FMAST of AM te selecteren. Automatisch zoeken naar stations Handmatig zoeken naar stations Druk voor het automatisch zoeken naar stations kort op de toets ÷ (19) of ˜ (14) om respectievelijk het vorige of volgende station te selecteren. Druk kort op de toets ▲ (10) of ▼ (17). Als u de toets in de gekozen richting ingedrukt houdt, wijzigt de frequentie voortdurend. Het zoeken stopt zodra u de toets loslaat. Als u de toets in de gekozen richting ingedrukt houdt, wijzigt de frequentie voortdurend. Handmatig opslaan van stations Als u een van de toetsen loslaat, stopt de frequentiewisseling en wordt afgestemd op het eerste te ontvangen station. – stem op het gewenste station af; Als de TA-functie is ingeschakeld, wordt uitsluitend naar stations gezocht die verkeersinformatie uitzenden. Eerst wordt met ontvangstgevoeligheid “LO” gezocht (zoeken naar stations met het sterkste signaal) en daarna met ontvangstgevoeligheid “DX” (zoeken naar stations op grotere afstand met een minder krachtig signaal). Om direct met ontvangstgevoeligheid “DX” te zoeken, moet u tweemaal op de toets ÷ (19) of ˜ (14) drukken. Ga voor het handmatig opslaan van stations als volgt te werk: – druk op een van de zes voorkeuzetoetsen 1 tot 6 (20) en houd de toets ingedrukt totdat u een akoestisch bevestigingssignaal hoort. Automatisch opslaan van FMstations (Autostore) Voor het inschakelen van de “Autostore”-functie, moet u de toets BAND/AST (22) indrukken en ingedrukt houden. Als deze functie wordt ingeschakeld, worden de zes zenders (stations) met het sterkste signaal automatisch op de FM-band opgeslagen. genummerde toetsen (20) worden de stations automatisch opgeslagen. Als de stations zijn opgeslagen, stemt de autoradio automatisch af op de onder toets 1 op het bedieningspaneel (20) opgeslagen frequentie op de FMASTgolfband. Elk station wordt slechts een keer opgeslagen, behalve in het geval van regionale programma’s die in enkele gevallen twee keer kunnen worden opgeslagen. Tijdens de actieve fase van de Autostore-functie voert het apparaat de volgende functies uit: – als de functie Autostore wordt ingeschakeld, worden alle andere functies uitgeschakeld; – als van audiobron (radio, CDspeler, CD-wisselaar) wordt gewisseld tijdens de automatische stationopslag, wordt de functie Autostore onderbroken; – een eventuele volumewijziging wordt niet op het display weergegeven. Tijdens de automatische stationopslag, wordt het opschrift “FMAST” weergegeven. Onder de van 1 tot 6 17 BELANGRIJK Soms slaagt de functie Autostore er niet in 6 stations met een voldoende sterk signaal te vinden; in dit geval worden uitsluitend de te ontvangen stations opgeslagen. BELANGRIJK Als de functie Autostore wordt ingeschakeld, worden de eerder opgeslagen stations op de FMAST-golfband gewist. TA-functie (verkeersinformatie) Druk voor het in-/uitschakelen van deze functie op de toets TA/PTY (23). Met ingeschakelde TA-functie kan er verkeersinformatie worden ontvangen. Als er verkeersinformatie wordt uitgezonden, wordt er automatisch afgestemd op het programma dat verkeersinformatie uitzendt. Na de verkeersinformatie, schakelt de autoradio automatisch terug naar de audiobron die u beluisterde. 18 Als de TA-functie is ingeschakeld, verschijnt op het display de aanduiding “TA”; de functie is ingeschakeld maar niet beschikbaar voor de frequentie waarop is afgestemd, als op het display in grijs de aanduiding “TA” verschijnt. De verkeersinformatie heeft voorrang ongeacht de ingeschakelde audiobron (Radio, CD-speler of CDwisselaar). BELANGRIJK Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volumeniveau van de radio. Dit volume kan tijdens het luisteren worden geregeld met de volumeknop. Het volumeniveau wordt opgeslagen en weer ingesteld als er weer verkeersinformatie wordt uitgezonden. Als u tijdens de ontvangst van verkeersinformatie op de toets TA/PTY (23) drukt, wordt de ontvangst onderbroken en de TA-functie uitgeschakeld. PTY-functie (Program Type) Met de PTY-functie kunnen stations worden ontvangen die een programmatype uitzenden, dat is ingedeeld met behulp van de PTY-codering. De PTYprogramma’s kunnen alarmberichten of andere programma’s (bijv. muziekprogramma’s, nieuws en actualiteiten) zijn. BELANGRIJK De PTY-functie is alleen op de FM-band beschikbaar. Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot de lijst met PTY-programma’s: – houd de toets TA/PTY (23) even ingedrukt; op het display verschijnt de lijst met PTY-programma’s; – doorloop de lijst door knop (16 40) te draaien; – kies een programmatype en druk vervolgens op knop (16 - 40). Als de PTY-functie is ingeschakeld, verschijnt op het scherm “Radio” het opschrift “PTY”. Lijst met PTY-programma’s: – Nieuws en actualiteiten – Informatieve programma’s – Serviceprogramma’s – Sportuitzendingen – Educatieve programma’s – Fiction – Culturele programma’s – Wetenschappelijke programma’s – Recreatieve programma’s – Popmuziek – Rockmuziek – Chansons – Licht-klassieke muziek – Andere muziek – Weerbericht – Economisch nieuws – Kinderprogramma’s – Maatschappij – Religie – Inbel-programma’s – Reizen – Vrije tijd – Jazzmuziek – Countrymuziek – Nationale muziek – Golden oldies – Folkmuziek – Documentaires. Als geen enkel station met het gewenste programmatype beschikbaar is, wordt automatisch afgestemd op het daarvoor geselecteerde station. Om de lijst met PTY-programma’s te verlaten, moet u een programmatype selecteren of op de toets ESC (9 36) drukken. EON-functie (Enhanced Other Networks) Deze functie verbindt de stations die deel uitmaken van hetzelfde netwerk. Met deze functie kunt u verkeersinformatie ontvangen of naar een PTYprogramma luisteren dat uitgezonden wordt door een station dat tot hetzelfde netwerk behoort als het station waarop is afgestemd. Deze functie wordt automatisch ingeschakeld als u de TA- of PTY-functie inschakelt. Functie LIST Voor weergave van een lijst in alfabetische volgorde met de sterkste lokale stations. Druk op de toets LIST (15) om de functie in te schakelen. Selecteer het gewenste station met knop (16 - 40) en druk ter bevestiging op de knop. CD-SPELER Voor een optimale weergave raden wij aan originele CD’s te gebruiken. Als u een CD R/RW gebruikt, dan moet deze van goede kwaliteit zijn en tijdens het opnemen op de laagst mogelijke snelheid zijn beschreven. 19 BELANGRIJK Gebruik geen houders voor audio-CD’s of MP3-CD’s met een formaat van 8 cm, ook niet met behulp van een speciale adapter; het gebruik van dit formaat kan het systeem beschadigen. Na het plaatsen van een CD met de bedrukte zijde aan de bovenkant, start de weergave automatisch. Als u naar een andere audiobron luistert en er zit al een CD in de speler, dan moet u de toets SOURCE (3) indrukken: de weergave van de CD start automatisch. CD uit de speler nemen Druk voor het uitnemen van de CD op de toets ˚ (2). Muziekstuk selecteren Ga voor het selecteren van een muziekstuk als volgt te werk: – druk kort op de toets ˜ (14) om het volgende muziekstuk te selecteren; – druk kort op de toets ÷ (19) om het beluisterde muziekstuk vanaf het begin te herhalen; druk de toets nogmaals in om het vorige muziekstuk te selecteren. Muziekstuk versneld afspelen Druk om een muziekstuk versneld vooruit of achteruit af te spelen op de toets ˜ (14) of ÷ (19) en houd de toets ingedrukt; laat de toets los om terug te keren naar de normale afspeelsnelheid. Menu CD-speler Druk herhaaldelijk op de toets MODE (25 - 35) totdat AUDIO verschijnt. 20 Als u op knop (16 - 40) drukt, verschijnt op het display het volgende menu: –“Random inschakelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt, worden de muziekstukken op de CD in willekeurige volgorde afgespeeld; als deze functie is ingeschakeld, verschijnt op het display het opschrift RDM. Druk voor uitschakeling op knop (16 - 40), selecteer vervolgens “Random uitschakelen” en bevestig de keuze. – “Intro scan inschakelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt, wordt het begin van alle muziekstukken op de CD weergegeven. Druk voor uitschakeling op knop (16 - 40), selecteer vervolgens “Intro scan uitschakelen” en bevestig de keuze. – “Muziekstukken programmeren”: om de weergavevolgorde van de muziekstukken op de CD te programmeren. Als u deze functie selecteert en bevestigt, verschijnt op het display een numeriek toetsenbord waarmee het nummer van de muziekstukken kan worden ingevoerd: met “herstellen” worden alle geselecteerde muziekstukken gewist, met “verwijderen” wordt het laatst geselecteerde muziekstuk gewist en met “OK” wordt de keuze bevestigd. Functie LIST Voor weergave van de lijst met muziekstukken op de CD. Druk tijdens het beluisteren van een CD op de toets LIST (15) om de functie in te schakelen. Selecteer het gewenste muziekstuk met knop (16 - 40) en druk op de knop voor bevestiging en om de weergave te starten. CD-wisselaar (indien aanwezig) (niet compatibel met MP3-CD) Voor een optimale weergave raden wij aan originele CD’s te gebruiken. Als u een CD R/RW gebruikt, dan moet deze van goede kwaliteit zijn en tijdens het opnemen op de laagst mogelijke snelheid zijn beschreven. BELANGRIJK Gebruik geen houders voor audio-CD’s met een formaat van 8 cm, ook niet met behulp van een speciale adapter; het gebruik van dit formaat kan het systeem beschadigen. Druk om de CD-wisselaar te selecteren herhaaldelijk op de toets SOURCE (3) of SRC (30). CD selecteren Druk voor het selecteren van de gewenste CD op een van de zes voorkeuzetoetsen (20). Muziekstuk selecteren Voor het selecteren van een muziekstuk op een CD in de CDwisselaar, moet als volgt te werk worden gegaan: – druk op de toets ˜ (14) om het volgende muziekstuk te selecteren; – druk op de toets ÷ (19) om het beluisterde muziekstuk vanaf het begin te herhalen; druk de toets nogmaals in om het vorige muziekstuk te selecteren. Muziekstukken versneld (vooruit/achteruit) afspelen Druk om een muziekstuk versneld vooruit of achteruit af te spelen op de toets ˜ (14) of ÷ (19) en houd de toets ingedrukt; laat de toets los om terug te keren naar de normale afspeelsnelheid. Menu CD-speler Druk herhaaldelijk op de toets MODE (25 - 35) totdat AUDIO verschijnt. Als u op knop (16 - 40) drukt, verschijnt op het display het volgende menu: 21 F0P0199m U kunt de houder als volgt bereiken: F0P0214m fig. 5 fig. 4 F0P0215m De CD-wisselaar bevindt zich in het dashboardkastje aan de passagierszijde - fig. 3 en kan maximaal zes CD’s bevatten. F0P0213m Houder uit CD-wisselaar verwijderen 22 Ga als volgt te werk: – druk de houder C-fig. 6 voorzichtig tot aan de vergrendeling in de CD-wisselaar; – schuif het klepje A-fig. 6 dicht. CD’s in houder plaatsen Ga voor het plaatsen van de CD’s in de houder als volgt te werk: – trek aan de lip D-fig. 5 om een van de zes compartimenten van de houder C te openen; – plaats de CD met de bedrukte zijde aan de bovenkant in het compartiment; – sluit het compartiment; – herhaal de procedure voor de andere te plaatsen CD’s. CD-HOUDER fig. 3 Houder in CD-wisselaar plaatsen – open het dashboardkastje aan passagierszijde; – open het schuifklepje A-fig. 4. – druk op de uitwerptoets B-fig. 4 van de CD-houder. – “Random inschakelen”: voor willekeurige weergave van de muziekstukken op de geselecteerde CD. – “Intro scan inschakelen”: om het begin van alle muziekstukken op de geselecteerde CD te beluisteren. – “Herhaling inschakelen”: voor herhaling van het laatst beluisterde muziekstuk. fig. 6 MP3-SPELER BELANGRIJK Gebruik geen houders voor audio-CD’s of MP3-CD’s met een formaat van 8 cm, ook niet met behulp van een speciale adapter; het gebruik van dit formaat kan het systeem beschadigen. Na het plaatsen van een CD met de bedrukte zijde aan de bovenkant, start de weergave automatisch. Als u naar een andere audiobron luistert en er zit al een CD in de speler, dan moet u de toets SOURCE (3) indrukken: de weergave van de CD start automatisch. CD uit de speler nemen Druk voor het uitnemen van de CD op de toets ˚ (2). Mappen selecteren Ga voor het selecteren van een map als volgt te werk: – druk op de toets N om de volgende map te selecteren; – druk op de toets O om de vorige map te selecteren. Muziekstuk selecteren Ga voor het selecteren van een muziekstuk als volgt te werk: – druk kort op de toets ˜ (14) om het volgende muziekstuk te selecteren; – druk kort op de toets ÷ (19) om het beluisterde muziekstuk vanaf het begin te herhalen; druk de toets nogmaals in om het vorige muziekstuk te selecteren. Menu CD-speler Druk herhaaldelijk op de toets MODE (25 - 35) totdat AUDIO verschijnt. Als u op knop (16 - 40) drukt, verschijnt op het display het volgende menu: – “Random inschakelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt, worden de muziekstukken op de CD in willekeurige volgorde afgespeeld; als deze functie is ingeschakeld, verschijnt op het display het opschrift RDM. Druk voor uitschakeling op knop (16 - 40), selecteer vervolgens “Random uitschakelen” en bevestig de keuze. – “Intro scan inschakelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt, wordt het begin van alle muziekstukken op de CD weergegeven. Druk voor uitschakeling op knop (16 - 40), selecteer vervolgens “Intro scan uitschakelen” en bevestig de keuze. – “Herhaling inschakelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt, wordt het laatst beluisterde muziekstuk herhaald. Functie LIST Voor weergave van de lijst met mappen op de CD. Druk tijdens het beluisteren van een MP3-CD op de toets LIST (15) om de functie in te schakelen. Selecteer de gewenste map met knop (16 - 40) en druk op de knop om te bevestigen en toegang te krijgen tot de lijst met muziekstukken in de map. Selecteer het gewenste muziekstuk met knop (16 -40) en druk op de knop voor bevestiging en om de weergave te starten. 23 FUNCTIES AUDIOSYSTEEM F0P1003 i Druk op de toets MENU (18 - 41) om toegang te krijgen tot het hoofdmenu. Als u de icoon “AUDIOFUNCTIES” - fig. 7 selecteert door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu: – Voorkeuren radio; – Voorkeuren CD-lezen, Jukebox; – CD kopiëren naar Jukebox; – Kopiëren onderbreken; – Jukebox. Voorkeuren radio Als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot de volgende functies. – “Frequentiezoeken inschakelen (RDS)”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kan er verschillende informatie worden weergegeven zoals de naam van het station waarop is afgestemd, de alternatieve ontvangstfrequenties, de automatische afstemming op verkeersinformatie of op bepaalde programmatypes als de PTY-functie is ingeschakeld. – “Regionale functie inschakelen (REG)”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kan er op lokale (regionale) stations worden afgestemd. – “Radio text inschakelen”: voor weergave van RDS-informatie over de geselecteerde frequentie. fig. 7 24 FUNCTIE JUKEBOX Een CD naar de harde schijf kopiëren Plaats een CD in de speler en druk op de toets MENU (18 - 41). Selecteer en bevestig “Audio-functies” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken; selecteer en bevestig vervolgens de functie “CD kopiëren naar Jukebox”, waarna u toegang krijgt tot het volgende menu: – “Gehele CD kopiëren” – “Meerdere nummers” – “Huidige album” – “Huidige spoor” Als u de functie “Gehele CD kopiëren” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, wordt de audio- of MP3-CD naar de harde schijf gekopieerd. Tijdens het kopiëren kunnen de al op de harde schijf geregistreerde albums en de CD’s niet beluisterd worden. Als de CD geen MP3-CD is, wordt de CD automatisch gecomprimeerd tot MP3-formaat. Om het kopiëren van de CD te starten, moet de toets SOURCE (3) even ingedrukt worden gehouden. Om het kopiëren te onderbreken, moet u de functie “Kopiëren onderbreken” selecteren en bevestigen door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. Een album van een nieuwe naam voorzien Druk op de toets MENU (18 - 41) en selecteer en bevestig “Audio-functies” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. Selecteer en bevestig de functie “Jukebox” en vervolgens “Beheer jukebox” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. Juxebox beluisteren Druk herhaaldelijk op de toets SOURCE (3) en selecteer de functie “Jukebox”. Druk op de toets LIST (15) en selecteer en bevestig de muziekstukken door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. Selecteer het album waaraan u een nieuwe naam wilt geven door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. Als u de functie “Nieuwe naam” selecteert, kunt u met het alfanumerieke toetsenbord het geselecteerde album van een nieuwe naam voorzien. Selecteer en bevestig “OK” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. 25 MOBIELE TELEFOON Het CONNECT Nav+ telematicainfosysteem is uitgerust met een handsfree Dual Band GSM-telefoon. De GSM standaard (Global System for Mobile Communication) is op dit moment verspreid in vele landen en heeft een optimale dekking: voor informatie over de gebieden die nu en in de toekomst door het GSM-netwerk worden ondersteund, dient u contact op te nemen met uw service provider. Het systeem is uitgerust met een microfoon (handsfree), die bij de plafondverlichting voor is geplaatst, en luidsprekers. Bovendien zijn op het stuurwiel bedieningstoetsen geplaatst waarmee de meeste functies bediend kunnen worden. 26 ALGEMENE INFORMATIE De telefoon is uitgerust met de volgende functies die het gebruik ervan eenvoudiger maken: – PIN-code (Personal Identification Number) om ongemachtigd gebruik van de telefoon te voorkomen – PIN-code wijzigen – verzoek tot invoeren PIN-code in-/ uitschakelen – binnenkomend gesprek aannemen of weigeren – uitgaand bellen – noodoproep (zelfs zonder SIMkaart en zonder invoeren van PIN-code) – opgeslagen telefoonnummers van SIM-kaart lezen – een nieuw telefoonnummer op SIM-kaart opslaan – nieuw telefoonnummer op SIMkaart wissen – toegang tot lijst met de laatste gekozen telefoonnummers om het bellen naar steeds terugkerende nummers te vergemakkelijken – toegang tot lijst met de laatste ontvangen oproepen – SMS-berichten (Short Message Service) voor het ontvangen en verzenden van korte tekstberichten – handmatig selecteren van nummers – volume instellen voor binnenkomende gesprekken. Ga om het telefoonmenu te openen als volgt te werk: – druk op toets MENU (18 - 41); – selecteer de icoon “TELEMATICA” - fig. 8 en bevestig door knop (16 40) in te drukken; op het display verschijnt het volgende menu: – Bellen – Agenda – Telefoonfuncties – Berichten “Gespreksduur”: op het display verschijnt een scherm met de totale gespreksduur en de gespreksduur na het op nul zetten van de teller; de teller kan op nul worden gezet door het menupunt “Herstellen” te selecteren en te bevestigen. – selecteer “Telefoonfuncties” door knop (16 - 40) te draaien en druk vervolgens op de knop voor bevestiging en om toegang te krijgen tot de volgende functies: • Lijst met oproepen en SMS-berichten verwijderen: om de lijst met oproepen en opgeslagen, verzonden of ontvangen SMS-berichten te verwijderen; “Beveiliging”: het display toont het volgende menu: • Beheer PIN-code: om de PINcode in te schakelen, uit te schakelen of te wijzigen; • Gesprekken configureren: voor weergave van het eigen nummer en de automatische beantwoording van binnenkomende gesprekken; • Beltoonopties: voor het instellen van de gewenste beltoon en het belsignaal bij de ontvangst van een SMSbericht; • Doorschakelnummer: om het telefoonnummer in te voeren waarnaar moet worden doorgeschakeld. F0P1004i “Netwerk”: voor het selecteren van een netwerk en weergave van de beschikbare netwerken. “Telefoonopties”: het display toont het volgende instelmenu: fig. 8 27 ALFANUMERIEKE CODES Toetsen Bijbehorende karakters 1 1 / spatie 2 2/ABC2/abc2 3 3/DEF3/def3 4 4/GHI4/ghi4 5 5/JKL5/jkl5 6 6/MNO6/m no6 7 7/PQRS7/pqrs7 8 8/TUV8/tuv8 9 9/WXYZ9/wxyz9 0 0 / + (lang indrukken) # # * * / vorig karakter wissen (lang indrukken) 28 SIM-KAART PLAATSEN PIN-CODE INVOEREN Als een geldige SIM-telefoonkaart in het apparaat wordt geplaatst, kan de telefoon gebruikt worden en kunnen de functies worden bereikt. BELANGRIJK De PIN-code (Personal Identification Number) verhindert een ongeoorloofd gebruik van de diensten met de SIM-kaart. Druk het knopje op de adapter (13) kort in en verwijder de adapter; plaats de SIM-kaart volgens de instructies die op het apparaat zijn aangebracht; plaats vervolgens de adapter in de zitting. De PIN-code die uit vier tot acht cijfers bestaat, moet worden ingevoerd met behulp van het toetsenbord van het frontpaneel en worden bevestigd door het indrukken van knop (16 - 40). Als de kaart op de juiste wijze is geplaatst, wordt gevraagd de PIN-code in te toetsen. Druk voor het verwijderen van de SIM-kaart kort op het knopje op de adapter (13); verwijder vervolgens de SIM-kaart. BELANGRIJK Als de SIM-kaart bij ingeschakelde telefoon wordt verwijderd, kan de telefoon tijdelijk slecht werken. In dit geval werkt de telefoon weer normaal na het uitzetten en vervolgens weer starten van de motor. De ingevoerde cijfers worden op het display weergegeven door asterisken (*). Tijdens het invoeren van de PINcode kunnen eventuele correcties worden uitgevoerd door “Corrigeren” met knop (16 - 40) te selecteren; druk de knop in om het laatst ingevoerde karakter te wissen. BELANGRIJK Als 3 keer achter elkaar een foutieve PIN-code ingevoerd en bevestigd wordt, dan wordt de SIM-kaart geblokkeerd. De blokkering van de kaart kan worden opgeheven door zowel de PUK-code (Pin Unblocking Key) als de nieuwe PIN-code in te voeren. Het zoeken naar het netwerksignaal begint na het invoeren van de PINcode en op het display wordt de hoofdpagina met de telefoonfuncties weergegeven. Als de verbinding tot stand is gekomen, verschijnt op het display de naam van de provider. Verzoek tot invoeren PIN-code uitschakelen Druk op de toets MENU (18 - 41) en selecteer en bevestig met knop (16 - 40) de icoon “TELEMATICA” - fig. 8. Selecteer met knop (16 - 40) “Telefoonfuncties”, selecteer “Beheer PINcode” en vervolgens “PIN-code wijzigen”; u wordt verzocht de nieuwe code in te voeren. Selecteer hierna OK om te bevestigen. 29 UITGAAND BELLEN Als u op toets £ (5) drukt, verschijnt het volgende menu op het display: – Nummer invoeren – Agenda – Lijst met oproepen – Spraakveld. Telefoonnummer invoeren Ga voor het invoeren van een telefoonnummer als volgt te werk: selecteer en bevestig de functie “Nummer invoeren” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken en voer het nummer in met behulp van het alfanumerieke toetsenbord; – druk op de toets £ (5) om het nummer te bellen. Een nummer uit de agenda selecteren Ga als volgt te werk: – selecteer en bevestig de functie “Agenda” door het draaien en indrukken van knop (16 - 40); op het display verschijnt de lijst met de in de agenda opgeslagen nummers; – draai knop (16 - 40) om het nummer te selecteren en druk vervolgens op toets £ (5) om het nummer te bellen. Een nummer uit de lijst van oproepen selecteren Selecteer en bevestig de functie “Lijst oproepen” door het draaien en indrukken van knop (16 - 40); op het display verschijnt de lijst met de laatste uitgaande of ontvangen oproepen. Draai knop (16 - 40) om het nummer te selecteren en druk vervolgens op de toets £ (5) om het nummer te bellen. 30 Spraakveld Selecteer en bevestig de functie “Spraakveld” door het draaien en indrukken van knop (16 - 40); op het display verschijnt het menu voor beheer van het spraakveld. SERVICENUMMER BELLEN Volg de instructies die in de vorige paragraaf vermeld zijn voor het bellen van servicenummers (bijvoorbeeld: # xxxxxx ) overeenkomstig de ETSI GSM 02.03-normen. GESPREK AANNEMEN (BEANTWOORDEN) Druk voor het aannemen van een gesprek op de toets £ (5) of druk op knop (16 - 40) of op de toets SRC (30); druk om het gesprek te beëindigen op de toets Ô (21) of op de toets SRC (30). AGENDA Beheer agenda Met deze functie kunnen 400 nummers worden opgeslagen in 4 verschillende agenda’s: User 1, User 2, User 3 en User 4. U kunt een kaart (naam) in de agenda invoeren, wijzigen of verwijderen. Selecteer de functie “Agenda” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken; op het display verschijnt het volgende menu: Als u met knop (16 - 40) “Beheer agenda” selecteert en bevestigt, verschijnt op het display het volgende menu: • Kaart selecteren of wijzigen GESPREK WEIGEREN – Beheer agenda • Nieuwe kaart invoeren Druk om een gesprek te weigeren op de toets Ô (21) of selecteer en bevestig “NEE” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken als de melding “Beantwoorden?” verschijnt. – Configuratie agenda • Kaart verwijderen – Agenda selecteren • Alle kaarten verwijderen. • Kaart selecteren of wijzigen Selecteer met knop (16 - 40) dit menupunt; op het display verschijnt de lijst met opgeslagen kaarten. U kunt iedere kaart aan uw eigen wensen aanpassen door een regel in te voeren voor de spraakherkenning, een onderwerp, adres, telefoonnummer en e-mail. Als u de middelste grafische toets “,” selecteert, kan een regel worden ingevoerd voor de spraakherkenning. 31 Als u “Notitie” selecteert, verschijnt op het display een venster met de tekst van de geselecteerde kaart; als u “Wijzigen” selecteert, verschijnt een “Editor” waarmee de notitie kan worden gewijzigd. Als u “Adres” selecteert, kunt u de plaatsnaam, de straat en het huisnummer van de geselecteerde kaart invoeren. Als u “Nummer” selecteert, kunt u het telefoonnummer van de geselecteerde kaart invoeren of wijzigen. Als u “e-mail” selecteert, verschijnt er een “Editor” waarmee het e-mailadres van de geselecteerde kaart kan worden opgeslagen. 32 • Nieuwe kaart invoeren Selecteer met knop (16 - 40) dit menupunt; op het display verschijnt een venster om een nieuwe kaart in de agenda in te voeren of een al bestaande kaart te wijzigen. Ga als volgt te werk: – om een nieuwe kaart te maken, moet u met knop (16 - 40) “Toevoegen” selecteren en bevestigen; – om een bestaande kaart te wijzigen, moet u met knop (16 - 40) “Raadplegen” selecteren en bevestigen. • Kaart verwijderen Selecteer met knop (16 - 40) dit menupunt om een kaart uit de agenda te verwijderen. • Alle kaarten verwijderen Selecteer met knop (16 - 40) dit menupunt om alle kaarten uit de agenda te verwijderen. Configuratie agenda Met deze functie kunt u kiezen welke van de 4 agenda’s weergegeven moet worden, kunt u aan deze agenda een speciale naam geven en kunt u kiezen welke agenda moet worden weergegeven bij het starten van het systeem. Als u met knop (16 - 40) “Configuratie agenda” selecteert en bevestigt, verschijnt op het display het volgende menu: • Agenda selecteren • Naam agenda • Agenda kiezen bij starten. • Agenda selecteren Selecteer en bevestig met knop (16 - 40) dit menupunt, selecteer en bevestig vervolgens de gewenste agenda: User 1, User 2, User 3 of User 4. Deze keuze is geldig totdat het systeem opnieuw wordt gestart. • Naam agenda Selecteer en bevestig met knop (16 - 40) dit menupunt om een persoonlijke naam aan de agenda te geven. • Agenda kiezen bij starten U kunt kiezen welke agenda bij het starten van het systeem moet worden weergegeven. Selecteer en bevestig met knop (16 - 40) dit menupunt; op het display verschijnen de 4 beschikbare agenda’s; selecteer de gewenste agenda en bevestig de keuze met OK. SMS-BERICHTEN (Short Message Service) Als u een SMS-bericht ontvangt, klinkt er een geluidssignaal (als de optie SMS-belsignaal is geactiveerd) en verschijnt op het display de melding “Nieuw bericht (SMS) lezen?”. Om het bericht direct te lezen, selecteert en bevestigt u “JA” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken; selecteer anders “NEE” of druk op de toets ESC (9 - 36). Als u met knop (16- 40) “Berichten (SMS)” selecteert en bevestigt, verschijnt op het display het volgende menu: • Ontvangen berichten lezen • Bericht verzenden • Bericht schrijven • Lijst met SMS-berichten wissen. 33 • Ontvangen berichten lezen Selecteer en bevestig met knop (16 40) dit menupunt; op het display verschijnt de lijst met opgeslagen berichten; selecteer met dezelfde knop het bericht dat u wilt lezen. Als u een bericht wilt verwijderen, moet u het menupunt “Verwijderen” selecteren. • Bericht verzenden Selecteer en bevestig met knop (16 - 40) dit menupunt om een opgeslagen of een al geschreven bericht te verzenden. Selecteer het gewenste bericht, selecteer vervolgens “Verzenden” en toets het nummer van de geadresseerde in of selecteer dit nummer, indien opgeslagen, in de agenda. 34 • Bericht schrijven Selecteer en bevestig met knop (16 - 40) dit menupunt; op het display verschijnt het alfanumerieke toetsenbord; selecteer en bevestig afzonderlijk de karakters voor het samenstellen van de tekst; als het bericht af is, selecteer en bevestig dan OK. • Lijst met SMS-berichten wissen Selecteer en bevestig met knop (16 - 40) dit menupunt om alle opgeslagen SMS-berichten te wissen. bCONNECT-DIENSTEN BELANGRIJKE TIPS “112” is het alarmnummer in alle landen die deze dienstverlening ondersteunen. Het alarmnummer 112 kan altijd worden opgeroepen, ook als de SIM-kaart niet aanwezig is. Bij een verzoek om hulpverlening verschijnt het verzoek om de PINcode in te voeren als deze niet al was ingevoerd. Het zenden van een hulpoproep is afhankelijk van de werking van de mobiele telefoon en de correcte elektrische voeding. Deze functie kan daarom na een ongeval of beschadiging van de auto niet beschikbaar zijn. Om van de hulpdiensten gebruik te kunnen maken, is een overeenkomst met bCONNECT vereist. Als u zich niet hebt aangemeld, dan kunnen de bijbehorende mogelijkheden niet worden gebruikt. Tijdens de aanmelding wordt de in- en uitschakelprocedure van de Telematica-diensten door bCONNECT aan u uitgelegd. FUNCTIE “SOS” Als de diensten niet geactiveerd zijn en u drukt ongeveer 2 seconden op de toets SOS (1), dan verschijnt op het display het scherm voor het aanvragen van hulp via 112. Het alarmnummer 112 kan ook gebeld worden als de SIM-kaart niet aanwezig is. FUNCTIE “MEDISCHE ASSISTENTIE” Als de diensten zijn geactiveerd en u drukt ongeveer 2 seconden op de toets SOS (1), dan verschijnt op het display het scherm voor het aanvragen van Medische Assistentie. Als “JA” wordt geselecteerd, stuurt het systeem het verzoek om medische assistentie naar de operator van bCONNECT. Tegelijkertijd wordt de positie van de auto doorgegeven zodat deze kan worden gelokaliseerd. Als geen enkele optie wordt geselecteerd, dan wordt het bericht na een wachttijd van ongeveer 10 seconden verzonden. Druk ongeveer 8 seconden op de toets SOS (1) om deze functie te onderbreken. BELANGRIJK Het nummer van de medische dienst kan niet door de gebruiker worden ingevoerd. 35 FUNCTIE “TECHNISCHE ASSISTENTIE” Als de diensten zijn geactiveerd en u drukt ongeveer 2 seconden op de toets CONNECT (7), dan verschijnt op het display het scherm voor het aanvragen van Technische Assistentie. Als “JA” wordt geselecteerd, stuurt het systeem het verzoek om technische assistentie naar de operator van bCONNECT. Tegelijkertijd wordt de positie van de auto doorgegeven zodat deze kan worden gelokaliseerd. Als geen enkele optie wordt geselecteerd, dan wordt het bericht na een wachttijd van ongeveer 10 seconden verzonden. Druk ongeveer 8 seconden op de toets CONNECT (7) om deze functie te onderbreken. 36 Zowel bij het verzoek om Technische als Medische Assistentie wordt, als de verzending van het bericht niet juist verloopt, het gratis nummer van de betreffende organisatie opgeroepen. Hierdoor wordt in ieder geval gesignaleerd dat hulp vereist is (telefoonverkeer is alleen mogelijk als een GSM-dekking aanwezig is in het gebied waarin de auto zich bevindt). Verzoek om Medische of Technische Assistentie Als het systeem er niet in slaagt om de organisatie op te roepen, dan verschijnt op het display het scherm voor het versturen van een noodoproep naar 112. BELANGRIJK De hulpoproep wordt altijd verzonden, ook als u een telefoongesprek aanneemt of naar iemand belt. De operator van bCONNECT kan dan moeilijk contact met u opnemen omdat het nummer in gesprek is. BELANGRIJK Het nummer van de dienst voor technische assistentie kan niet door de gebruiker worden ingevoerd. Tijdens het verzenden van een hulpverzoek naar de centrale, worden alle andere geactiveerde functies onderbroken (met uitzondering van de telefoon). Deze omstandigheden blijven zo, totdat de hulpoproepfunctie is geactiveerd. Als de hulpoproep is voltooid, dan verschijnt op het display gedurende ongeveer 7 seconden de bijbehorende mededeling. Als, om welke reden ook, de hulpoproep niet kan worden verzonden, dan verschijnt op het display de vraag of u een telefoongesprek wilt voeren (*) met de centrale, zodat gebruik kan worden gemaakt van de gewenste dienst. De centrale is dan echter niet in staat om de positie van de auto te bepalen. (*) Tijdens de oproep wordt gebruik gemaakt van het gratis nummer, terwijl onder roamingomstandigheden de kosten voor rekening van de gebruiker zijn. INFOMOBILITY-DIENSTEN Als u de toets CONNECT (7) indrukt, verschijnt er een scherm waarmee toegang kan worden verkregen tot diensten en informatie: Connect (*) Technische Assistentie (*) Netwerkdiensten Ontvangen berichten U kunt ook toegang tot dit scherm krijgen door het indrukken van de toets MENU (18) en het selecteren van de telematica-icoon. De diensten van bCONNECT (*) zijn alleen beschikbaar als u een abonnement hebt. Als u geen abonnement hebt, worden de diensten buiten werking gesteld en verschijnt op het display de betreffende mededeling. Als het bCONNECTcontract is verlopen, kan nog altijd de opgeslagen informatie worden geraadpleegd. Functie “Connect” Als u met knop (16- 40) deze functie selecteert en bevestigt door op de knop te drukken, wordt het verzoek om informatie verzonden. Na het ontvangen van het verzoek brengt bCONNECT een telefoonverbinding tot stand. Als de verbinding tot stand is gebracht, kan de gebruiker aan een operator de gewenste informatie vragen. Als de telefoonverbinding niet tot stand kan komen, dan verschijnt op het display de bijbehorende mededeling. Bepaalde informatie wordt uitsluitend verstrekt door een operator, terwijl andere informatie ook kan worden verzonden via SMS-berichten. Deze kunnen ongeacht de ingeschakelde functie worden ontvangen. 37 Het bericht verschijnt direct over het actieve scherm, in een venster dat de opties “Opslaan”, Wissen”, “Routeberekening” (als het bericht geografische aanwijzingen bevat) en “Bellen” (als er een telefoonnummer aanwezig is) bevat. Als u “Opslaan” selecteert, wordt het bericht opgeslagen; als u “Wissen” selecteert, verdwijnt het bericht van het display en wordt het uit het geheugen gewist. Als u “Routeberekening” selecteert, wordt het in het bericht aangegeven punt als bestemming in het navigatiesysteem ingevoerd. In dat geval wordt het bericht ook automatisch opgeslagen. Als u “Bellen” selecteert, wordt automatisch het telefoonnummer uit het bericht gebeld en het bericht opgeslagen. Als een aantal berichten wordt ontvangen, dan wordt voor elk bericht een apart venster geopend en zijn voor elk bericht de opties “Bewaren”, “Wissen”, “Weergave op kaart” en “Bellen” beschikbaar. Functie “Technische assistentie” Druk voor het in-/uitschakelen van deze functie ongeveer 2 seconden op de toets CONNECT (7). Functie “Netwerkdiensten” Deze functie heeft betrekking op de telematica-diensten die door de GSMprovider via de in gebruik zijnde SIMkaart worden geleverd. 38 Functie “Ontvangen berichten” Met deze functie kunnen de ontvangen berichten worden gelezen en opgeslagen (de functie schakelt in als ten minste een bericht is opgeslagen). Er kunnen maximaal 300 berichten worden opgeslagen. Als er ongeveer 280 berichten zijn opgeslagen, wordt u gewaarschuwd dat het geheugen bijna vol is en wordt voorgesteld een aantal berichten te wissen: als het geheugen 300 berichten bevat, worden de oudste berichten door de nieuwe overschreven. Elk bericht kan worden geïdentificeerd aan de hand van een typesymbool en een envelopje dat aangeeft of het bericht wel of niet is gelezen (een gesloten envelopje geeft aan dat het bericht nog niet gelezen is, een open envelopje geeft aan dat het bericht wel gelezen is). Om de afzonderlijke berichten uit de lijst, die verkeersinformatie, interessante punten of weersvooruitzichten kunnen bevatten, te bereiken, moet u de functie “Ontvangen berichten” selecteren en bevestigen door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken; doorloop vervolgens de lijst met berichten (ook het niet zichtbare deel) totdat u het bericht hebt bereikt dat u wilt lezen en druk op knop (16 - 40) voor weergave op het display. Verkeersinformatie Bij berichten met verkeersinformatie (werk in uitvoering, ongelukken, enz.) staat de icoon “\”. Als het bericht geografische informatie bevat voor de lokalisatie van het punt, zijn op het moment dat het op het display wordt weergegeven, de opties “Wissen” en “Kaart” beschikbaar. Als u “Wissen” selecteert en bevestigt door het draaien en indrukken van knop (16 - 40), wordt het bericht definitief uit de lijst verwijderd; als u “Kaart” selecteert, wordt de geografische kaart weergegeven met daarop het betreffende punt. Informatie over interessante punten De icoon “<” geeft de berichten aan met informatie over interessante punten of algemene informatie. Als u “Wissen” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, wordt het bericht definitief uit de lijst verwijderd; als u “Routeberekening” selecteert, wordt het punt automatisch op de geografische kaart aangegeven en als bestemming in het navigatiesysteem ingevoerd. Met de optie “Bellen”, indien aanwezig, kan het telefoonnummer uit het bericht gebeld worden. Algemene informatie De icoon “<” staat ook bij berichten met algemene informatie (weersvooruitzichten enz.). Als een van deze berichten op het display wordt weergegeven en niet is voorzien van geografische informatie voor de plaatsbepaling, dan is alleen de keuzemogelijkheid “Wissen” aanwezig, waarmee het bericht definitief uit de lijst verwijderd kan worden. Als het bericht wordt weergegeven op het display, dan zijn de keuzemogelijkheden “Wissen”, “Routeberekening” en “Bellen” beschikbaar. 39 SPRAAKCOMMANDO’S De belangrijkste functies van het systeem kunnen worden in-/uitgeschakeld via spraakbediening. Druk voor het inschakelen van de spraakbediening op de knop aan het uiteinde van de linker hendel (26). BELANGRIJK De gebruiker wordt gewaarschuwd door een dubbel geluidssignaal als het systeem het spraakcommando niet begrijpt. Als u “Wat kan ik zeggen” uitspreekt, verschijnt op het display de lijst met beschikbare spraakcommando’s waarnaar het systeem “luistert”. SPRAAKCOMMANDO’S Commando van niveau 1 help cancel opbellen stop nee ja vorig wat kan ik zeggen weergeven brengen naar stop volgend verwijderen radio cd speler 40 Commando van niveau 2 Commando van niveau 3 help cancel audio kaart navigator trip computer wat kan ik zeggen telefoon help cancel automatisch bewaren lijst geheugen geheugen geheugen geheugen vorig wat kan ik zeggen volgend help cancel random 1-6 help cancel wat kan ik zeggen Commando van niveau 1 cd speler cd wisselaar navigator telefoon sms Commando van niveau 2 lijst nummer nummer nummer nummer vorig nummer volgend nummer wat kan ik zeggen herhalen scannen help cancel cd nummer cd nummer cd nummer cd nummer vorige cd volgende cd random lijst nummer nummer nummer nummer vorig nummer volgend nummer wat kan ik zeggen herhalen scannen help cancel stop wat kan ik zeggen telefoonboek hervatten help cancel wat kan ik zeggen telefoonboek service service service service service weergeven help cancel lezen wat kan ik zeggen Commando van niveau 3 1 - 20 help cancel wat kan ik zeggen 1-7 help cancel wat kan ik zeggen 1 - 20 help cancel wat kan ik zeggen help cancel voicemail opnieuw opbellen wat kan ik zeggen 41 Een nummer in de telefoonagenda opslaan via spraakherkenning U kunt een spraakveld invoeren dat gekoppeld is aan een in de agenda opgeslagen nummer. 42 Met deze functie kan makkelijker een nummer uit de agenda worden gebeld waaraan een spraakveld is gekoppeld (bijvoorbeeld: “Opbellen” / “Naam waaraan het spraakveld is gekoppeld”). Selecteer voor het registreren van een spraakveld “Raadplegen” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken en selecteer vervolgens “Beheer agenda”. Selecteer en bevestig de weergegeven registratieknop met knop (16 40) en volg de instructies die op het display worden aangegeven. NAVIGATIESYSTEEM Met het navigatiesysteem dat in het CONNECT Nav+ telematica-infosysteem is geïntegreerd, kan de gekozen bestemming met behulp van visuele en gesproken aanwijzingen worden bereikt. Het navigatiesysteem werkt snel, eenvoudig, veilig en bovenal zeer flexibel, omdat reeds geprogrammeerde bestemmingen of referentiepunten, zoals hotels, monumenten, overheidsinstanties of tankstations, kunnen worden opgeroepen. De positie van de auto wordt met behulp van het GPS (Global Positioning System) in de auto vastgesteld. Het GPS is voorzien van een antenne en een in het telematicasysteem geïntegreerde ontvangstmodule. ATTENTIE Het navigatiesysteem is een hulpmiddel voor de bestuurder tijdens het rijden; het geeft door middel van gesproken en grafische aanwijzingen de optimale route aan om de vooraf ingestelde bestemming te bereiken. Bij het uitvoeren van elke door het navigatiesysteem aanbevolen handeling ligt de verantwoordelijkheid voor het rijden met de auto in het verkeer volledig bij de bestuurder die ook de verkeersregels alsmede andere verkeersvoorschriften in acht moet nemen. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto. BELANGRIJKE TIPS – De ontvangst van het GPS is minder goed onder bomen, tussen hoge gebouwen, in parkeergarages, in tunnels en andere locaties waar de ontvangst door de satellietantenne wordt gehinderd. – Het GPS heeft enige minuten nodig om de nieuwe positie van de auto te bepalen als de accu losgekoppeld is geweest. – Het GPS heeft enige minuten nodig om de nieuwe positie van de auto te bepalen als de auto bij uitgeschakelde motor is verplaatst (bijv. op een auto-ambulance). Bij afwezigheid van informatie afkomstig van satellieten, gebruikt het systeem de informatie die afkomstig is van de gyroscoop en van de wielsensor voor een tussentijdse gegevensanalyse. – De GPS-satellietantenne mag niet worden bedekt met metalen of vochtige voorwerpen. 43 CD-ROM-SPELER HOOFDMENU De CD-ROM-speler bevindt zich op het frontpaneel van het CONNECT Nav+ telematica-infosysteem en wordt ook gebruikt voor audio-CD’s. Het is daarom niet mogelijk naar een audio-CD te luisteren als er een navigatie-CD-ROM in de speler is geplaatst. Druk op de toets MENU (18 - 41) om toegang te krijgen tot het hoofdmenu -fig. 9. Als u de icoon “NAVIGATIESYSTEEM-ROUTEBEREKENING” selecteert door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het navigatiemenu: Herhaling laatste gesproken informatie – Bestemming invoeren Als u de knop op het uiteinde van de linker hendel (26) langer dan 2 seconden indrukt, wordt de laatste gesproken informatie herhaald. – Routevoorkeurinstellingen – Stops en Routes – Routeberekening onderbreken (*). (*) Alleen bij ingeschakeld navigatiesysteem. F0P1000i De huidige positie van de auto wordt op de navigatie-CD vastgesteld en samen met de op de navigatie-CD opgeslagen topografische kenmerken van het gebied op het display weergegeven. Het duurt enkele ogenblikken voordat de gegevens op de CD-ROM visueel kunnen worden weergegeven. – Als het systeem voor het eerst in gebruik wordt genomen of als er een wiel wordt verwisseld, moet ongeveer 100 km worden afgelegd voordat het navigatiesysteem zichzelf nauwkeurig heeft afgesteld. – Als het wiel gedurende langere tijd geen grip heeft op het wegdek (bijvoorbeeld bij sneeuw en ijs op de weg), geeft het systeem tijdelijk een onnauwkeurige positie op. – Tijdens de zelfinstelling van het systeem wordt de positie niet exact weergegeven. Het navigatiesysteem wordt volledig door het CONNECT Nav+ Telematica-infosysteem bestuurd, zodat het vervangen van de navigatie-CD om te kunnen beschikken over een kaart van een ander gebied of een recentere kaart, de enige vereiste handeling is. fig. 9 44 BESTEMMING INVOEREN Adres invoeren Als u met knop (16 - 40) “Bestemming invoeren” selecteert en bevestigt, verschijnt op het display het volgende menu: Met deze functie kunt u een adres als bestemming invoeren. – Adres invoeren – GPS-coördinaten invoeren – Agenda – Laatste bestemmingen. Voer met behulp van de alfanumerieke toetsen de gewenste plaatsnaam, de straat en het huisnummer in. Draai voor het selecteren van de karakters knop (16 - 40) en druk vervolgens op de knop om ze in te voeren. Als u een fout maakt, kunt u het laatst geselecteerde karakter wissen door de functie “Corrigeren” te selecteren door het draaien en indrukken van knop (16 - 40). In het scherm voor het invoeren van het huisnummer, kunt u de functie “Intersectie” selecteren waarmee de kruising van de eerder geselecteerde straat met een dwarsstraat als bestemming kan worden ingevoerd. Selecteer na het invoeren van de plaatsnaam, de straat en het huisnummer “OK” door het draaien en indrukken van knop (16 - 40). BELANGRIJK U kunt de routeberekening starten als u alleen de plaatsnaam hebt ingevoerd en niet de straat en het huisnummer. In dit geval wordt de gebruiker naar het centrum van de geselecteerde plaats geleid. Als u de functie “Lijst” selecteert door het draaien en indrukken van knop (16 - 40), krijgt u toegang tot een lijst plaatsnamen die met het eerste geselecteerde karakter beginnen. Als deze functie wordt ingeschakeld, kunt u een plaatsnaam uit de lijst selecteren door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken. 45 Na het invoeren van de plaatsnaam, de straat en het huisnummer kunt u het volgende selecteren: – “OK”: om het adres te bevestigen en toegang te krijgen tot de functie “Navigatiesysteem” waarmee de routeberekening kan worden gestart; – “Opslaan”: om het adres op te slaan voor later gebruik; – “Positie”: om de plaats aan te geven waar u zich op het moment bevindt. Agenda – Laatste bestemmingen ROUTEVOORKEURINSTELLINGEN U kunt de geselecteerde adressen opslaan in het menu van de functies “Agenda” en “Laatste bestemmingen”. Als u “Routevoorkeurinstellingen” selecteert door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, verschijnt op het display het volgende menu: Ga om een van deze adressen als bestemming in te voeren, als volgt te werk: – selecteer en bevestig de functie “Agenda” of “Laatste bestemmingen” door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken; – selecteer en bevestig een adres door het draaien en indrukken van knop (16 - 40); – selecteer en bevestig de functie “OK” door het draaien en indrukken van knop (16 - 40), om de routeberekening naar het geselecteerde adres te starten. 46 – Berekeningscriteria instellen – Stemklank instellen – Beschrijving cartografisch materiaal – Laatste bestemmingen wissen. Berekeningscriteria instellen Stemklank instellen INFO TRAFFIC TMC Als u met knop (16 - 40) dit menupunt selecteert en bevestigt, verschijnt op het display een venster waarin de berekeningscriteria kunnen worden ingesteld: U kunt het volume van de gesproken aanwijzingen tijdens de navigatie in/uitschakelen of wijzigen. Als u deze functie selecteert en bevestigt met knop (16 - 40), verschijnt op het display een grafische schaal die het volume aangeeft van de gesproken aanwijzingen. Deze waarde kan worden gewijzigd met knop (16 - 40). Druk op de toets MENU (18 - 41) om toegang te krijgen tot het hoofdmenu - fig. 10. Ook worden de menupunten “Inschakelen” en “Uitschakelen” weergegeven. Als u een van deze menupunten selecteert en bevestigt met knop (16 - 40), worden de gesproken aanwijzingen in- of uitgeschakeld. – “Berichten raadplegen”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, wordt de lijst met ontvangen berichten weergegeven die info traffic TMC bevatten. – Kortste afstand. Bovendien kunt u instellen of bij de routeberekening rekening moet worden gehouden met tolwegen en/of veerponten. Beschrijving cartografisch materiaal Voor informatie over de in de CDspeler geplaatste CD-ROM. F0P1002i – Kortste tijd Als u de icoon “VERKEERSINFORMATIE” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu: Laatste bestemmingen wissen Om de laatste opgeslagen bestemmingen te wissen. fig. 10 47 – “Info traffic TMC filteren”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu waarin u het type informatie dat u wilt ontvangen, kunt selecteren: – “Geografisch filter” – “Verkeersinformatie” – “Stedelijke informatie” – “Berichtenbeheer”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu: – “Berichten lezen” – “Weergave nieuwe berichten” – “TMC-station kiezen”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu: – “Automatisch TMC-beheer” – “Handmatig TMC-beheer” – “Lijst TMC-stations” 48 “Geografisch filter” “Verkeersinformatie” Als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu: Als u “Verkeersinformatie” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u kiezen welke informatie u wilt ontvangen: “Info traffic”, “Afgesloten wegen”, “Breedte-/hoogtebeperkingen”, “Conditie van het wegdek”, “Weerbericht en zicht”. – “In de omgeving van de auto” – “In de omgeving van de plaats” Als u “In de omgeving van de auto” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u informatie ontvangen in de nabijheid van de huidige positie van de auto. Als u “In de omgeving van de plaats” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u informatie ontvangen in de nabijheid van een bepaalde geografische positie. Als u deze informatie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u de ontvangst van deze informatie in- of uitschakelen. “Stedelijke informatie” KAART Kaart verplaatsen Als u “Stedelijke informatie” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u kiezen welke informatie u wilt ontvangen: ”Parkeerplaatsen”, “Informatie over stadsvervoer”, “Evenementen”. Ga om het kaartmenu te openen als volgt te werk: druk op de toets MENU (18 - 41), selecteer en bevestig de icoon “KAART” - fig. 11 door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken; op het display verschijnt het volgende menu: Als u met knop (16 - 40) dit menupunt selecteert en bevestigt, kunt u de kaart met de toetsen ▲(10), ▼(17), ˜ (14), ÷ (19) in 4 richtingen verplaatsen; door knop (16 - 40) te draaien, kan de schaal van de kaart gewijzigd (vergroot of verkleind) worden. – Kaartstand – Details van de kaart – Kaart weergeven – Kaart verplaatsen F0P1001i Als u deze informatie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u de ontvangst van deze informatie in- of uitschakelen. fig. 11 49 Kaartstand Details van de kaart Als u met knop (16 - 40) dit menupunt selecteert en bevestigt, kan de stand van de kaart worden gekozen; er zijn twee mogelijkheden: – “Kaart naar noorden gericht”: de kaart wordt met het noorden aan de bovenzijde van het display weergegeven en de beweging van de cursor wordt hieraan aangepast. – “Kaart naar auto gericht”: de cursor bevindt zich in het midden en de stand van de kaart wordt automatisch aangepast aan de richting waarin de auto rijdt. – “3D-weergave”: voor een driedimensionale weergave van de kaart. Als u met knop (16 - 40) dit menupunt selecteert en bevestigt, kan een servicecentrum (hotels, restaurants, sportcentra enz.) uit een lijst worden geselecteerd en de positie van het geselecteerde servicecentrum op de kaart worden weergegeven. 50 Kaart weergeven Bij ingeschakeld navigatiesysteem kan de kaart worden weergegeven op volledige schermgrootte of tot een venster worden teruggebracht. Als u “Kaart op volledig scherm” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) in te drukken, wordt de kaart weergegeven op volledige schermgrootte. Als u “Kaart met venster” selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) in te drukken, wordt de kaart weergegeven in een venster. FUNCTIE VIDEO In het dashboardkastje bevindt zich een AUDIO-VIDEO-aansluiting B - fig. 12 voor de aansluiting van een videocamera op het CONNECT info-telematicasysteem. Met deze aansluiting kunnen de gefilmde beelden direct op het display worden weergegeven. Druk op de toets MENU (18 - 41) om toegang te krijgen tot het hoofdmenu. Als u de icoon “VIDEO” fig. 13 selecteert door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot het volgende menu: – “Video-functie activeren”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunnen de gefilmde beelden worden weergegeven. F0P1006i F0P0293m Deze functie kan alleen gebruikt worden als de auto stilstaat. fig. 12 – “Video-parameters”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, verschijnt het menu voor het instellen van het formaat, de lichtsterkte, de kleuren en het contrast. fig. 13 51 Als de video-functie is ingeschakeld en u, tijdens de weergave van beelden, op de rechter knop (16 - 40) drukt, verschijnt het volgende menu: – “Formaat van het display”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, kunt u het formaat kiezen (16/9 of 4/3) waarin de beelden moeten worden weergegeven. 52 – “Lichtsterkte regelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot de instelschaal voor de lichtsterkte. – “Video-functie uitschakelen”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, wordt de weergave van de beelden onderbroken. – “Contrast instellen”: als u deze functie selecteert en bevestigt door knop (16 - 40) te draaien en in te drukken, krijgt u toegang tot de instelschaal voor het contrast. – Selecteer en bevestig na het instellen “OK” door draaiknop (16 - 40) te draaien en in te drukken, om de instelling op te slaan en terug te keren naar het vorige menu. NOTITIES 53 54 55 Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. B. U. After Sales Importeur voor Nederland: Fiat Group Automobiles Netherlands B.V. - Singaporestraat 92-100 - 1175RA Lijnden Druknummer 603.83.587NL - 06/2007 - 1e editie Vervaardigd door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot de Fiat-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.